Koning Tourmalijn verliest zijn pijn
Koning Tourmalijn blijkt jong en oud te boeien
Koning Tourmalijn lijdt onder schijnbaar ongeneeslijke likdoorns. Hij biedt degene die hem ervan verlost een forse beloning. Bij falen wacht het cachot, dat inmiddels wordt gevuld door bijna veertig geneesheren. Tot Jodocus de kamerdienaar een oud vrouwtje uit handen van twee gemene vrouwen redt. Als dank krijgt hij van haar een wondermiddel waarmee hij de koning kan genezen. Het wordt nog even spannend als de twee vrouwen met die zalf aan de haal gaan, maar sprookjesgetrouw: eind goed al goed. Het stuk wordt grotendeels gedragen door Wijnand Visser, die een meesterlijke Macaroni neerzet, minister van onvoorziene omstandigheden. Met zijn fraai consequent doorgevoerde bekakte accent, aanstellerige gebaartjes en gezwaai met zijn zakdoek was hij het prototype van de achttiende-eeuwse aristocraat. Zijn droge, geestige opmerkingen misten nooit doel. Of de kinderen in de zaal konden doordringen tot de finesses van zijn spel is de vraag, de volwassenen vermaakten zich echter kostelijk met dit uitmuntend neergezete personage. Vissers stempel op de voorstelling zegt niets ten nadele van de overige spelers. Ook zij speelden uitstekend en zetten net als Visser hun personage met overduidelijk plezier neer. Wim Brondgeest kon zich uitleven op de zeurderige koning die met zijn gehinkel en gekreun goed lag bij het jonge publiek. Opvallende rollen waren weggelegd voor Jodocus de kamerdienaar (Gerro Roskam) en Petronella, het kamermeisje (Pauline Bras). Zij waren ook degenen die het publiek bij de zaak betrokken hielden door ze af en toe direct aan te spreken. Lees verder