Hé, mag ik mijn echtgenote terug?
Dijenkletser van d’Ye
D’Ye heeft het zich dit keer erg moeilijk gemaakt, door zich te wagen aan een materie waarop zelfs beroepsgezelschappen zich nogal eens de tanden stukbijten. Des te meer bewondering dwingt het af, dat de acteurs en actrices nog zoveel van dit toneelstuk – half blijspel, half klucht – wisten te maken. Dokter Minderman en zijn vrouw liggen in scheiding. Beiden hebben zich inmiddels al getroost met een andere partner. De komst van tante Minnie gooit roet in het eten, want zij wordt geacht niets in de gaten te hebben. Ze laat zich echter, als rechterhand van Amor, door allerlei afleidingsmanoeuvres niet om de tuin leiden. Jacco Kemper en Els Kemper-Roodenburg zetten een vlot amoureus paar op de planken, dat flink in het nauw wordt gedreven. Hetzelfde geldt voor Nel Bakker-Tol, de aanstaande “ex”. Zij is hevig verliefd geworden op Freek Ruysman, gespeeld door Joop Kunst, die altijd de lachers op zijn hand weet te krijgen met zijn kolderieke manier van spelen. De nieuwelinge van het gezelschap was Gé van Oostveen-Klein die als tante Minnie “met lichte tred en gevleugeld hart” door het leven gaat. Ook zij zorgde voor goed spel. De grootste lof gaat uit naar Dea de Boer die op heel knappe manier het dienstmeisje Titia gestalte gaf.
NNC, Janny Boelens-Boss
Uitgevoerd: voorjaar 1985
Spelers: Jacco Kemper, Nel Bakker, Els Kemper, Joop Kunst, Dea de Boer, Hans de Jong, Gé van Oostveen
Regie: Pé Muhren
Souffleuse: Voufke Hermanides
Licht & Geluid: Maarten Groot, Jan van Dijk
Decor: Han Broeze, Arnold Rob